Francis Fukuyama Identiteit, waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek

Francis Fukuyama is een Amerikaans politicoloog en filosoof en bekend van zijn boek ‘Het einde van de geschiedenis’. Hij schreef in 2019 een nieuw boek met als titel ‘Identiteit, waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek’. Het is een van de antwoorden op de vraag hoe het komt dat populistische partijen en populistische politiek zoveel succes heeft. Na de overwinning van de PVV bij de verkiezingen in Nederland is dit opnieuw een actuele vraag.

Op deze site is al eerder het thema van de opkomst van populisme besproken. Ik noem Bas Heijne en zijn boekje ‘Onbehagen’; Sybe Schaap met zijn ‘Populistische verleiding’ en ook het boekje Kopstukken Filosofie over Hannah Arendt gaat in op dit thema. Ook het boek de Tirannie van Verdienste, van Michael J. Sandel over het meritocratisch gedachtengoed sluit hier bij aan. Recent verscheen ook het boek ‘Onbehagen’ van de Belgische hoogleraar Psychologie Paul Verhaeghe die probeert de ‘thuisloosheid’ van grote groepen burgers te verklaren.

Begrippen die steeds terugkeren in de teksten zijn o.a. de vervreemding van mensen door het systeem van productie en consumptie; de rol van sociale media, het ontbreken van een overkoepelend verbindend verhaal, de kloof tussen elite en werkende klasse, enz.  Fukuyama steekt in dit boekje in op het begrip identiteit en identiteitspolitiek op basis van religie, ras, etniciteit en gender en de gevolgen voor de werking van onze democratie. In dit boek komt het belang van waardigheid en erkenning van mensen aan bod als kenmerk van de menselijke ziel; de opkomst van het expressief individualisme en het belang van nationalisme en godsdienst als vorm van gezamenlijke identiteit en tenslotte welke manieren er zijn om de verkeerde en gevaarlijke vormen van identiteitspolitiek (de identiteitsval) om te buigen naar een nieuw verbindend verhaal. Interessant is ook de vraag hoe het komt dat in deze tijd identiteit zo’n belangrijk thema is (in vergelijking met andere momenten in de denkgeschiedenis) Fukuyama doet in dit boek een poging om het antwoord te zoeken in de werking van de moderniteit. Hij duikt daarbij in de ideeëngeschiedenis van Luther, Rousseau, Kant en de recente geschiedenis en context. In deze tekst biedt ik geen samenvatting van het boek, maar geef ik een overzicht van de belangrijkste begrippen en denklijnen. 

1. Identiteit en identiteitspolitiek

Identiteit en identiteitspolitiek zijn relatief nieuwe begrippen. Identiteit bij Fukuyama ‘komt voort uit een onderscheid tussen je ware innerlijke zelf en een buitenwereld van sociale regels en normen die de waarde of de waardigheid van dat zelf onvoldoende erkent’. p.27 Kenmerkend voor de moderne tijd is dat het authentieke zelf een intrinsieke waarde heeft en dat de buitenwereld  onjuist en oneerlijk is in haar inschatting van dat zelf. En dit innerlijk zelf is de basis geworden van je menselijke waardigheid. Dit mechanisme is in de loop van de tijd veranderd. In vroege culturen werd slechts aan enkelen waardigheid toegekend. De strijders en de hogere klasse in de maatschappij. In sommige andere culturen is waardigheid een kenmerk van alle mensen en is ze gebaseerd op hun intrinsieke waarde als mondige burgers. Het lid zijn van een grotere groep met gedeelde herinneringen en ervaringen geeft iedereen waardigheid en daarmee identiteit. Het gaat om erkenning vanuit een grotere geheel. Zelfrespect komt voort uit respect van en voor anderen.

Identiteitspolitiek draait om publieke erkenning van personen en groepen en vormt in deze tijd een groot deel van de politieke strijd in de wereld: van democratische revoluties tot de opkomst van nieuwe sociale bewegingen, nationalisme en islamisme enz. Hegel schreef dat de strijd om erkenning van personen en groepen de belangrijkste drijvende kracht in de menselijke geschiedenis is.

2. Politiek van ressentiment

Onder invloed van grote maatschappelijke verschuivingen (globalisering, verdwijnen van idustrieen naar lage lonen landen, migratiestromen) is er door politieke leiders een denken op gang gebracht rond het gevoel dat de waardigheid van bepaalde groepen geschonden is, dat mensen gekleineerd worden of op een andere manier worden miskend. Fukuyama schrijft:

‘Dit ressentiment gaat gepaard met eisen om publieke erkenning van de waardigheid van de desbetreffende groep. Een vernederde groep die het herstel van zijn  waardigheid nastreeft heeft veel meer emotionele impact dan het denken dat mensen  alleen maar op economische voordeel uit zijn. p. 24.

Op deze manier wordt identiteit onderdeel van politieke strategieën. Je ziet dit in het denken van Putin, Orban en Trump en in Nederland bij Forum voor democratie en PVV.

3. Drie delen van de ziel.

Fukuyama gaat in de Griekse filosofie zoeken naar de drijfveren van de menselijke ziel en komt tot drie kenmerken. Allereerst het dierlijk verlangen (Id van Freud) vervolgens de rede (ego) die het verlangen begrenst en tenslotte als derde deel van de ziel Thymos. Het verlangen en de rede zijn bestanddelen van de menselijke psyché, maar de thymos fungeert onafhankelijk van de andere twee. Het is de zetel van de waardeoordelen. Mensen hunkeren naar positieve oordelen over hun waarde of waardigheid, vanuit zichzelf of in de vorm van erkenning door anderen. Thymos is volgens Fukuyama het kernelement van de huidige identiteitspolitiek.

4. Megalothymie en isothymie

Een deel van de leden van de aristocratie in het oude Griekenland verdiende eer door voor de stad of de staat te vechten. Maar deze sociale klasse gaf hen ook het ‘recht’ om zich beter te voelen dan anderen: de lagere klasse, de niet vechters, vrouwen. Het begrip dat hier voor gebruikt wordt is Megalothymie. Dit is het verlangen om als superieur erkend te worden. De groep acht zichzelf als beter dan anderen.  Hier tegenover staat dat veel mensen die ogenschijnlijk geen prestatie  leveren zich inferieur voelen, minder, of lager. Ze krijgen geen publieke erkenning. Isothymie, daar tegenover, is het verlangen om net zo gewaardeerd te worden als anderen. De nadruk op gelijkheid heeft als nadeel dat er geen aandacht meer is voor kwaliteiten en talenten van individuele personen. De geschiedenis van de moderne democratie tekent zich door de overgang van Megalothymie naar isothymie. De gewone mens die opkomt voor gelijkheid.

5. Grondslag van de identiteit en de nadruk op authenticiteit.

Fukuyama geeft een kort resumé van het ontstaan van het zelf, de geschiedenis van het hedendaags identiteitsconcept en de grote nadruk die wordt gehecht aan authenticiteit. Hij start bij de innerlijke worsteling van Maarten Luther. Hij is een van de eerste denkers die het innerlijk zelf verwoordde en het hoger aansloeg dan het uiterlijke sociale wezen. Hij is (in navolging van Augustinus) verantwoordelijk voor het idee dat het ‘innerlijke zelf’ diep is en vele lagen heeft en alleen door introspectie aan het licht gebracht kan worden. Bij hem is dit nog niet het moderne identiteitsconcept, maar een onderzoek gericht op zijn persoonlijke relatie met God en aanvaarding van Gods genade. Belangrijk is hier het onderzoek naar de ervaring en het onderscheid tussen innerlijk en je uiterlijk sociale functioneren.

De volgende persoon die Fukuyama inbrengt is Rousseau die eveneens een onderscheid maakt tussen innerlijk zelf en de buitenwereld die eist dat men zich aan haar regels conformeert, maar nu niet meer gekoppeld aan geloof, maar aan het natuurlijke universele vermogen zichzelf te ervaren los van alle sociale conventies. Dit deed Rousseau door de verkenning van zijn diepste gevoelens. Dit was de springplank naar de  subjectieve wending in de moderne cultuur. Een nieuwe vorm van innerlijkheid waarbij we onszelf zijn gaan zien als wezens met innerlijke diepten. Als het gaat om erkenning en trots was Rousseau van mening dat, als je je innerlijk zelf wilde vinden, jezelf los moest maken van de behoefte aan sociale erkenning. De eenzame wandelaar heeft geen goedkeuring nodig.

6. Het moderne identiteitsconcept.

Het moderne zelf verenigt drie verschillende verschijnselen. Allereerst thymos, het aspect van de mens en zijn zoeken naar erkenning. Het tweede is het onderscheid tussen het innerlijke en uiterlijke zelf en de waardering van het innerlijke boven de externe samenleving. En ten derde het evoluerend idee van waardigheid, waarbij niet alleen een beperkte klasse recht heeft op erkenning, maar iedereen. Hij ziet de volgende stappen in het denken over waardigheid

  • Socrates ziet vooral de waardigheid opgeëist worden door de krijgslieden die de moed hebben hun leven op spel te zetten voor het algemeen belang.
  • De christelijke visie op waardigheid draait om het vermogen tot morele keuze. Het onderscheid kunnen maken tussen goed en kwaad en daar naar leven.
  • Kant komt met een seculiere versie van dit christelijk uitgangspunt. Hij stelt dat we alleen een goede wil onvoorwaardelijk goed kunnen noemen. Het is het vermogen tot het nemen van de juiste morele keuze. De menselijke waardigheid draait om de menselijke wil. Moraal is geen utilitaire berekening of instrumentele insteek waarbij een mens middel is om een verder liggend doel te bereiken.
  • Hegel erkent dat het streven naar waardigheid en erkenning een belangrijk motief is in de geschiedenis. Ook de slaaf verwerft erkenning door middel van arbeid en het vermogen om van de wereld een plaats te maken die geschikt is voor het menselijk leven. Het gaat om de wederzijdse erkenning van meester en slaaf van hun gemeenschappelijke waardigheid als mens. In die tijd komt het idee op dat het idee van het individuele zelf ook vastgelegd moet worden in recht en wet en gebaseerd op universele gelijkwaardigheid.
  • Dit alles mondt uit in de morele kern van de moderne liberale democratie gebaseerd op vrijheid en gelijkheid. Vrijheid van overheidsdwang en ruimte voor de mondigheid van de burgers: stemrecht, vrijheid van meningsuiting, vergadering en politieke expressie. Het christelijke principe van morele keuzevrijheid (Luther) is verder ontwikkeld tot vermogen om deel te nemen aan de politieke macht. De basis van de democratische rechtsstaat is dat de staat je waardigheid als burger erkent.

7. Dubbele insteek van identiteitspolitiek.

PDe Franse revolutie ontketende twee stromingen van denken over opkomen van waardigheid en identiteit. De insteek gericht op  individuele waardigheid en de stroming die opkwam voor de erkenning van bevolkingsgroepen. De eerste stroming ging uit van de premisse dat iedereen vrij en gelijk geboren is in hun verlangen naar vrijheid. Politieke en andere organisaties zouden er op gericht moeten zijn om deze natuurlijke vrijheid te waarborgen. Het idee van waardigheid als morele keuze (Kant) heeft zijn uitwerking gekregen in de grondwet van B.v. Duitsland en Zuid Afrika. Het andere spoor leidde tot het bevestigen van collectieve identiteiten waarvan nationalisme en de gepolitiseerde godsdienst (Islamisme -politieke Islam) twee manifestaties zijn. Vanaf de 19e eeuw komen deze twee denkrichtingen over identiteit volgens Fukuyama op verschillende manieren naar voren. Hij noemt het denken over de universele rechten van de mens (individuele waardigheid) en daarnaast de waardigheid van volken die onderdrukt waren. De revoluties van 1848 zijn te zien als nationale geldingsdrang. De opkomst van het marxistisch socialisme is een voorbeeld van het opkomen voor de rechten van proletariërs, maar er werd in de twee wereldoorlogen ook gestreden tegen een verkeerd nationalisme. De hedendaagse insteek van globalisering is gebaseerd op het liberale idee van individuen en bedrijven die  vrij handel kunnen drijven. Maar ook de markteconomie vereist iets als nationalisme en een op nationaliteit gebaseerde identiteit. Denk aan het hanteren van een gezamenlijke taal, een staat die het onderwijssysteem en een nationale cultuur ondersteund. De inzetbaarheid, waardigheid, veiligheid en zelfrespect van bewoners is mede afhankelijk van hun opleiding. Dit geldt ook voor sociale mobiliteit.

8. Sociale veranderingen als basis voor identiteitscrisis

Fukuyama laat goed zien hoe maatschappelijke verandering invloed heeft op ideeën en andersom. Hij past dit toe op de opkomst van nationalisme en het islamisme. Sociale verandering is de drijvende kracht achter het Europees Nationalisme. Deze identiteitscrisis was het gevolg van de snelle modernisering in dit deel van de wereld. (al kan het niet helemaal de opkomst van het nazisme verklaren) En in onze tijd de grote maatschappelijke veranderingen in het midden oosten (Arabische Lente) en de jongeren van migranten in Europa in de 20e en 21 e eeuw die tussen twee werelden zitten kunnen verklaren waardoor er een jihadisme, een extreme vorm van Islam kon ontstaan. Hij spreekt over een sociale transitie van traditionele geïsoleerde agrarische gemeenschappen naar moderne samenlevingen. Hij gebruikt hier het denken van de socioloog Tonnies die spreekt over de overgang van Gemeinschaft (traditionele gemeenschappelijke verbanden) en Gesellschaft ( moderne stedelijke geïndividualiseerde samenleving).

9. Hedendaagse vormen van identiteitspolitiek. Populisme, religie.

Het is opmerkelijk dat wereldwijd de linkse partijen de laatste 20-30 jaar niet in staat waren om, ondanks de grotere kloof tussen rijk en arm (Piketty) leden vast te houden. Fukuyama verklaart dit door te stellen dat economische motieven en identiteitskwesties in het menselijk gedrag met elkaar verstrengeld werden.

‘Arm zijn betekent dat je onzichtbaar bent voor je medemens, en de vernedering van die onzichtbaarheid is vaak erger dan het gebrek aan financiële middelen’. p. 109.

Populistische partijen lukt het beter dan socialistische partijen om een appèl te doen op mensen met dit gevoel van vernedering. 

10. Democratisering van de waardigheid.

Door het wegvallen van de morele horizon van de religie, kwam er meer ruimte en nadruk te liggen op het individuele persoonlijke. We groeien, vanuit het gedachtegoed van Freud en Maslow, naar een psychiatrische samenleving. Het innerlijk moet gekend en onderzocht worden gericht op zelfverwerkelijking. Het eigen potentieel moet waargemaakt worden gericht op zelfrespect. Gelijker tijd kwam er ook kritiek op die al te grote nadruk op het moderne identiteitsmodel. Phillip Rieff bekritiseerde de psychotherapeuten die een nieuwe religie propageerden. Hij benadrukte dat cultuur juist een drijfveer naar buiten is die mensen richt op gemeenschappelijke doelen. Juist alleen op die manier kan het zelf bevredigt en verwerkelijkt worden. Ook Christopher Lasch vond dat de grote nadruk op zelfverwerkelijking niet leidde tot vergroting van het menselijk potentieel, maar leidde tot een ‘verlammend narcisme’. Hij voorzag dat dit narcisme zou leiden tot depolitisering van de samenleving, waarbij de strijd voor sociale rechtvaardigheid gereduceerd werd tot persoonlijke psychologische problemen. Volgens het therapeutische model is het geluk van mensen afhankelijk van hun zelfrespect en zelfrespect is afhankelijk van publieke erkenning en werkte door in het denken over identiteitspolitiek, de worsteling om de erkenning van waardigheid en de gelijkwaardigheid van individuele burgers.

11. Van identiteit naar identiteiten.

In de jaren ’60 komen tal van sociale bewegingen op. De burgerrechten bewegingen en feministische groepen en daarna rechten van gehandicapten, indianen, LHBT groepen. Het streven was op te komen voor de gelijkwaardigheid van alle burgers. Een tweede insteek in de strijd was het opkomen voor de unieke identiteit van de groep en respect op te eisen voor de eigenheid,  juist het ‘anders zijn’ van de groep (bijv. eigen tradities en bewustzijn van zwarte Amerikanen of vanuit het feminisme die betoogden dat vrouwen een ander bewustzijn en levenservaring hebben dan mannen) Dat elke groep een voor buitenstaanders niet toegankelijke identiteit heeft wordt weerspiegeld in het woord beleving. Dit komt voort uit het onderscheid tussen de begrippen Erfahrung (ervaring die gedeeld kan worden) en Erlebnis ( een subjectieve ondervinding die niet makkelijk deelbaar is) Dit niet kunnen delen van de beleving werd bijvoorbeeld ingezet door Simone de Beauvoir in het idee dat de beleving van vrouwen niet die van mannen is. Dat ‘beleving’ in onze cultuur zo belangrijk is geworden wordt door Fukuyama gekoppeld aan allerlei moderniseringsprocessen (arbeidsdeling, persoonlijke mobiliteit, markteconomie, trek van het dorp naar de stad, migratie, maar ook de opkomst van internet en sociale media die er voor zorgt dat het aantal identiteiten exponentieel toeneemt. ( en de mogelijkheden om in een fysieke ruimte ervaringen te delen afneemt.)

In het licht van deze ontwikkeling bespreekt Fukuyma de opkomst van de multiculturele samenleving en de ontwikkelingen in de sociaal democratie.  De linkse partijen omarmden de identiteitspolitiek. Identiteitsgroepen hebben verschillende belevingen en moeten op eigen manieren worden aangesproken. Maar Fukuyama ziet drie problemen.  A. door alleen naar de factor identiteit te kijken ben je bezig met kibbelen over culturele kwesties. B. Dan  zie je niet goed de werkelijke problemen van een groep laagstbetaalden in de samenleving, de harddrugsproblematiek, of de kinderen die opgroeien in eenoudergezinnen. C. Tenslotte ziet Fukuyama het gevaar dat er door de identiteitsobsessie niet meer op een redelijke wijze over de werking en het voortbestaan van de democratie gepraat wordt. Doordat de nadruk ligt op ‘beleving’ van de eigen identiteit raakt het gemeenschappelijk goede uit het vizier. Ook heeft linkse nadruk op politieke correctheid en aanvaardbaar taalgebruik roept juist aan de rechterzijde verwijten op van elitegedrag. Trump sprak juist de plattelanders, de ruggengraad van de populistische beweging aan die geloven dat hun traditionele waarden bedreigd worden door de stedelijke elite. Naar het idee van Fukuyama heeft rechts het identiteitsframe van links overgenomen en gebruikt om denken over land, volk en de rechten van de eigen groep blanken te legitimeren. Hij schrijft:

‘Het is echter opmerkelijk hoe rechts het taalgebruik en de framing van de identiteit van links heeft overgenomen: het idee dat mijn specifieke groep gedupeerd wordt, dat de penibele situatie van die groep onzichtbaar is voor de rest van de samenleving, en dat de hele sociale en politieke structuur die verantwoordelijk is voor die situatie (lees: media en politieke elite) die ten val gebracht moet worden. Identiteitspolitiek is de lens waardoor de meeste sociale problemen over het hele ideologische spectrum worden gezien’. p. 158.

De dynamiek van identiteitspolitiek is dat ze meer van hetzelfde in de hand werkt. De groepen zien elkaar als bedreiging en het is lastig de posities die ze in nemen te bevragen. Je kunt immers niet onderhandelen over de identiteitsaanspraken: het recht op sociale erkenning op basis van ras, etniciteit of geslacht is gebaseerd op vaste biologische kenmerken die vast liggen. Maar deze niet onhandelbare kenmerken voorkomen dat er gesproken kan worden over gezamenlijke thema’s en collectieve acties.

12. Credale identiteit.

In zijn slothoofdstuk probeert hij een uitweg te vinden uit de thema’s die hij heeft beschreven. Identiteit en identiteitspolitiek zijn onontkoombaar, omdat het voortkomt uit Thymos, onze behoefte aan en verlangen naar waardigheid en respect. De vrijheid die mensen hebben in een liberale democratie wil niet altijd zeggen dat dit respect wordt gegeven. Het levert verwarring op als gevolg van het leven in de moderne wereld: voortdurende verandering en ontwrichting, vrijkomen van keuzes die er vroeger niet waren. De wereld is mobiel, veranderlijk, en complex. Een geheel van vrijheid en keuzemogelijkheden die mensen veel ruimte biedt, maar ook vervreemdend kan werken. Mensen hebben dan heimwee naar de gemeenschap en een gestructureerd leven met tradities en gewoonten. Hierop spelen populistische leiders in. Het gevolg is dat groepen mensen mede door snelle economische en politieke veranderingen in een andere positie terecht zijn  gekomen en zich uiten in ressentiment en verzet. Beide groepsidentiteiten trekken zich terug in steeds extremere identiteiten wat een sterke polarisatie tot gevolg heeft. Volgens Fukuyama kan dit leiden tot het uiteenvallen en falen van de staat. Opnieuw: moderniteit betekent verandering. De verschillende identiteiten die er mee gegeven zijn kan leiden tot atomisering en leven in ‘bubbels’, maar beleving kan zich ook bundelen tot ‘Erfahrung’, een gezamenlijke integratieve identiteit met wederzijds begrip voor ieders waardigheid waardoor de democratie beter kan functioneren. Dit kan door misstanden aan te pakken en kleinere groepen te integreren tot iets grotere identiteiten waarop vertrouwen en burgerschap op gebaseerd kunnen worden.  Fukuyama geeft een aantal suggesties:

  • Opnieuw definiëren van de nationale identiteit van landen en van de Europese identiteit.
  • Bruikbaar is het begrip Leitcultuur. Gedefinieerd als geloof in gelijkheid en democratische waarden. Zo’n Leitcultuur kan iemand van Turkse achtergrond helpen zich Nederlands burger te voelen.
  • Strenge eisen stellen ten aanzien van de naturalisatie van burgers.
  • Fukuyama pleit voor een wat hij noemt credale nationale identiteit die niet gebaseerd is op diversiteit, maar gerelateerd aan substantiële ideeën als constitutionalisme, de rechtstaat en menselijke gelijkheid.
  • Hij pleit voor gestuurde migratie (taal leren, onderschrijven van de grondwet) ook omdat migranten een goede sociale en economische aanvulling op de samenleving zijn.
  • Besef van de invloed van internet en sociale media die mensen kunnen binden, maar ook een factor in de polarisatie kan zijn.
  • Met name linkse partijen zouden veel meer dan nu de leefsituatie van de sociale onderklasse als uitgangspunt voor hun beleidsideeën moeten nemen.

Verwerking

  • We vonden dit een goed en informatief boek, geschreven voor een breed publiek. Ook al bestaat het in de kern uit een aantal lezingen waardoor het een wat fragmentarisch effect heeft, biedt het een aantal zinnige belangrijke inzichten. Hij probeert de Europese context te vergelijken met die van de VS bij als het gaat om migratie en het integreren van nieuwe groepen in een samenleving. Ook gaat hij in op de rechten en plichten van burgers van een land in vergelijking met die van migranten. Hij maakt goed duidelijk dat het thema identiteit tegenwoordig een dominante factor is in het zelfbesef van personen, groepen en is niet meer weg te denken is uit het maatschappelijk debat.
  • Discussie hadden we over de twee begrippen Erlebnis en Erfahrung en of persoonlijke ‘beleving’ leidt tot atomisme of toch verbonden kan worden met meer overstijgende vormen van gezamenlijk delen van betekenis. (of vormen van gezamenlijk werken aan een goed werkende democratie)
  • Een andere vraag is hoe we dit boek moeten lezen in het licht van de denkbeelden van Taylor over de bronnen van het zelf. Taylor liet ons zien hoe het zelfbesef van mensen zich door de tijd heeft ontwikkeld. Enerzijds via de Verlichting en gericht via utilitair redeneren en aan de andere kant via de Romantiek en in de lijn daarvan het expressionisme. Je kunt de opkomst van allerlei belangengroepen en het opkomen voor respect en waardering goed in dit licht plaatsen. Je zou het in zekere zin emancipatie van mensen kunnen noemen. Taylor beschrijft in het boekje ‘Malaise van de moderniteit’ eveneens hoe het ideaal van een authentiek leven een waardevol menselijk streven is. Tegelijkertijd wijst hij op verkeerde vormen van voor jezelf opkomen of beleven van je werkelijke ik. Veel is naar zijn idee verworden tot verkeerde vormen zoals narcisme of consumentisme. Als de emancipatie van mensen blijft steken in een belevingsargument ‘zo voel ik dat nu eenmaal’ en zo tot waarheid wordt gaat er volgens Fukuyama iets mis. Dit kwam ook aan bod in een uitzending van Buitenhof waar gesproken werd over identiteitsval, een fenomeen dat bijvoorbeeld speelt op Amerikaanse universiteiten. Zie literatuurlijst.
  • Fukuyama maakt duidelijk dat een credale identiteit vraagt om kennis veronderstelt van de werking van de grondwet en de instituties die deze uitgangspunten bewaken. Door de opkomst van populistische denkbeelden is dit meer dan nodig. Als partijen roepen ‘er komen tribunalen’ en als solistische gekken met fakkels voor de deur van een minister gaan staan, raken we verder van huis. In een artikel in Trouw van 24 februari 2024 geeft Maurice Adams zijn visie op de ontwikkelingen in Nederland en Europa. Denk aan discussies over individuele vrijheid in de coronaperiode en de omgang met ouders in de toeslagenaffaire. Hij gebruikt het beeld van de grondwet als een winterdijk die het land voor excessen moet behoeden, maar tegelijkertijd moet het democratisch proces juist flexibele omgang met wetten en regels (Zomerdijk en uiterwaarden) mogelijk maken. Het maatschappelijk debat, een soort van constitutionele cultuur, is nodig die voor ‘het goed functioneren van de democratische rechtsstaat onafhankelijke instituties zoals rechtspraak, wetenschap, en media, van noodzakelijk belang zijn’.

Literatuur

Plaats een reactie